ME/CVS EN MIJN ‘JA’ OP HET LEVEN

Al zolang ik me kan herinneren worstel ik met de vraag; waarom ben ik hier?

Als kind had ik al vrij snel in de gaten dat mijn ouders daar verantwoordelijk voor waren.

Daar heb ik ze dan ook regelmatig op aangesproken; waarom hebben jullie bepaald dat ik kwam? Ik heb hier helemaal niet om gevraagd!

Je voelt waarschijnlijk al: ik was niet zo blij.

Later in mijn leven zag ik in: ik voel geen JA voor dit leven.

En toen ik op mijn 21ste ziek werd, en volledig werd afgekeurd, was mijn JA op het leven nog verder te zoeken.

In de jaren die volgden begon ik in kleine stapjes mijn binnenwereld te onderzoeken. Een heel belangrijke vraag ik die ik lang bij me hield (en nog steeds soms); mag ik bestaan als ik niets lever. Ik draag niet bij aan de maatschappij (zo voelde dat), ik kan er niet genoeg voor anderen zijn (zo voelde dat) dus wat kom ik hier eigenlijk doen?

Dat bracht mij op de vraag: is het genoeg als ik -alleen maar- ‘ben’.

Ja. Dat kon ik ergens wel voelen. Ja

Maar wil ik hier eigenlijk wel zijn?

Hmm. Deze is ingewikkelder. Ik voel meteen mijn hele familiesysteem. Ik ben familieopstellingen gaan doen. Daar ontdekte ik dat het eigenlijk vanuit beide lijnen (zowel vaders- als moederskant) heel onveilig was om te bestaan. Aan de ene kant een oorlogsverleden (Jappenkamp), aan de andere kant een onveilige jeugd met zoveel verwaarlozing dat de moeder uit de ouderlijke macht is gezet.

Hoe moet ik, met dit achter me, voelen dat ik hier wil zijn?!

Tel daar bij op dat de zwangerschap super spannend was (zelfs afgeraden werd) en ik na mijn geboorte stelselmatig misgreep omdat mijn moeder het niet trok.

Tja, hoe moet ik met dit in mijn lijf, vitaliteit voelen, en JA zeggen op dit leven?

Het was hard werken. Veel opstellingen gedaan. Afgepeld. Wat is van mij, wat is van de ander.

En nu kan ik mijn JA voelen. En sindsdien ervaar ik mijn M.E. totaal anders. Ik kan er beter mee dealen. Omdat ik er voor kies er mee te dealen. En ook hier JA op zeg. Ook al is het ook vaak k*t.