Nee, ik heb niks met voetbal.

Maar deze uitspraak van Johan Cruijff is ontzettend waar.

Ik ben opgegroeid in een gezin waar weinig ruimte was voor mij. Mijn ouders hadden hun handen vol aan zichzelf en aan overleven. Dat had ik als heel klein meisje al in de gaten. Ik heb voelsprieten ontwikkeld waar je u tegen zegt. Om te peilen waar ze zaten, of er ergens ruimte was voor mij, of ze iets nodig hadden. Het was geen gezonde situatie. Ik heb later in mijn leven gemerkt dat ik veel minder heb geoefend in: wie ben ik en wat wil ik eigenlijk. Daar heb ik een enorme inhaalslag in moeten maken, en doe dat eigenlijk nog iedere dag.

Het nadeel van mijn vroegere ervaringen, heeft als voordeel gebracht dat ik super goed kan afstemmen en kan peilen. Daar kan ik als therapeut mijn voordeel mee doen.

Dat noemen ze ook wel de voor- en achterkant.

De voorkant is: ik weet waar een ander zit en wat die nodig heeft. De achterkant is: ik maak moeilijker contact met waar ik zit en wat ik nodig heb.

Elk nadeel heb z’n voordeel.

Hoe ken jij dat? Welke eigenschappen heb jij -noodgedwongen- goed ontwikkelt door de gezinssituatie waarin jij bent opgegroeid? En welke achterkant hoort daarbij?